De Haagse dagen van Robert de Brauw

Waar zal Robert de Brauw aan gedacht hebben, toen hij in oktober 1944 eenzaam in een cel van het “Oranje Hotel”, de strafgevangenis van Scheveningen, de tijd moest zien door te komen? Heeft hij gedacht aan zijn tennissende leven omdat hij zo vaak op de nabijgelegen tennisbanen van de METS triomfen vierde? En aan de trainingen met het Davis Cup team op Park Marlot, waar hij ook nog eens op een paar honderd meter afstand ondergedoken had gezeten? Of maakte hij zich alleen maar zorgen hoe dit avontuur zou aflopen? Hoewel, hij kwam niet over als een zorgelijk type. Zijn leven en ook zijn tennisspel werd gekenschetst door optimisme en flair.

Jonkheer mr. Robert Lucas de Brauw jr. werd op 17 februari 1917 geboren in Emmerich, net over de grens. Het is lastig te achterhalen wanneer precies zij verhuisden naar de Graaf Adolfstraat in Utrecht. Senior werd daar directeur van de Utrechtse Tegel en Faience fabriek Westraven.
De eerste berichten over zijn tennissuccessen zien we als Robert net vijftien jaar oud is. Hij bereikt de finale van het dubbelspel met de één jaar oudere Sygurd Cochius bij de districtskampioenschappen, die op zijn park gehouden worden. Cochius zou tennisleraar worden maar vooral in Amsterdam bekend raken als Provo en straatmuzikant met zijn dwarsfluit. Robert is minder excentriek. Hij gaat rechten studeren.

Tennis blijft zijn grote liefde. Zijn vlakke forehand wordt steeds gevaarlijker en ook zijn netspel is veelgeprezen. Dat maakt hem een veelgevraagd dubbelpartner. Hij is een type speler die het punt binnen een paar slagen moet zien te forceren. Hij delft bijna altijd het onderspit tegen vastheidsspelers als Tod Hughan, terwijl hij wel geregeld een set van hem weet te winnen, zoals op de NK van 1937.
In dat jaar bereikt De Brauw met Gerard Leembruggen aan zijn zijde wel de finale van de nationale kampioenschappen indoor, zij maar verliezen in vier sets van de DDV-cracks Van Olst en Van der Heiden.
De Brauw wordt dan ook opgenomen in de Davis Cup ploeg met o.a. de Europese topspeler Henk Timmer. Het wordt serieus aangepakt. De Bond huurt de Duitse trainer Theo Henning in. Sport en politiek blijven in Nederland gescheiden.
In de mooiste tennishal van Nederland, op tennispark Marlot, wordt onder Duitse leiding hard gewerkt. Gedisciplineerd tennissen! Het mag niet baten. Het team krijgt dik klop van de Zuid-Afrikanen. De Brauw speelt slechts een demonstratiepotje.


De Brauw en Arris Waasdorp


Hij wordt uitgezonden naar Wimbledon, waar hij net als de andere Nederlanders in de eerste ronde verliest.

Dan breekt de oorlog uit. De Brauw is reserve eerste luitenant. Hij verricht werkzaamheden voor de Orde Dienst. Na de overgave ligt de competitie stil, maar in de zomer worden er weer toernooien georganiseerd. Diverse weet hij op zijn naam te schrijven.
Begin september 1942 trouwt De Brauw met Adia Orrie Ledebroek. Zij zullen nauwelijks een jaar kunnen genieten van elkaar.Want dan, medio 1943, krijgt De Brauw’s leven een wending. De bezetter roept alle voormalige militairen op zich te melden voor de arbeitseinsatz in Duitsland. De Brauw doet dat niet. Hij wil zo snel mogelijk weg uit Holland. Hij is niet de enige. Met een vriend uit het Utrechts Studenten Corps beraamt hij een plan. Zij laten zich middels vervalste papieren converteren tot Belgische arbeiders in de hoop dat men bij een controle niet zal merken dat hij slechts eelt op die hand heeft, waarmee hij zijn racket vasthoudt.

Begin november vertrekken zij.  Zonder al te veel problemen bereiken ze Tarbes.
Een Baskische passeur leidt hun door de bergen naar Spanje, waar ze worden opgepakt en via een cel in Pamplona naar een krijgsgevangenenkamp in de provincie Burgos gebracht. Na hun vrijlating reizen ze naar Portugal, om uiteindelijk via Gibraltar eind februari 1944 in Liverpool te arriveren. Vanaf dat moment krijgen beide mannen na een screening dezelfde opleiding tot agent en radiotelegrafist.

In de nacht van 7 op 8 augustus 1944 springt hij in het pikkedonker met een buddy uit de Lockheed Hudson bij Cothen ten zuiden van Doorn. De bedoeling is dat zij samen zullen optrekken naar Amsterdam om contact op te nemen met de groep rond “de bankier van het verzet” Walraven van Hall om namens de regering de formele accordering te overhandigen dat 20 miljoen ten behoeve van het verzet uitgegeven mocht worden.

Hij blijft even aan het vliegtuig haken en landt kilometers verderop. Hij raakt daarbij zijn buddy met zijn zendinstallatie kwijt en verstuikt zijn enkel. Hij verbijt de pijn en bereikt strompelend Amsterdam, waar hij zijn opdracht volbrengt. Nu volgt een periode van onderduiken.
Zijn eerste adres is in de Haagse wijk Marlot, vlakbij het hem welbekende tennispark. Vermoedelijk is dat bij de familie Hendrichs. Pa bezit een zendinstallatie en verbergt veel wapens voor het verzet.
De Brauw geeft in die dagen veel belangrijke informatie door. Hij maakt gebruik van schuilnamen als Pijpekop en Huiizinga. Eind september wordt de wijk ontruimd. De Duitsers gingen V2 lanceerinstallaties bouwen op Duindigt en wilden geen pottenkijkers.
De Brauws volgende adres is ook weer bij een verzetsstrijder met een zendinstallatie, Van Leeuwen, die huist op de Lammenschansweg hoek Dahliastraat.
Op 14 oktober 1944 doet de SD daar een inval. Van Leeuwen weet via de achtertuin te ontsnappen, maar de onderduikers hebben pech. Hun zolderluik is in allerijl niet goed vastgemaakt en laat los.
De Brauw wordt getransporteerd naar het Oranje Hotel, de Scheveningse strafgevangenis.
Daar ontmoet hij Cees van Zweeden, die in gevangenis zijn beroep als gymleraar mag blijven uitoefenen tijdens het uurtje op de binnenplaats.  Logisch dat zij elkaar beter leren kennen.

Van Zweeden herinnert zich hem decennia later in zijn oorlogsverhaal, dat hij voor zichzelf heeft vastgelegd om zich te helpen met zijn oorlogstrauma te leren leven.
 Van Zweeden zal na de oorlog bekend worden als de vader des vaderlands van het volleybal, mede-oprichter van de volleybalbond, coach van het nationale team en later de gymleraar van het Haags Montessori Lyceum.
Ook hij kwam in het verzet als leider van de Rijswijkse knokploeg en ook hij werd in oktober opgepakt.
Van Zweeden: “Hij vroeg of ik de broer van Rinus was. Ik antwoordde bevestigend en vroeg hoe hij die kende. Hij antwoordde alleen maar: hij vaart. Ik heb hem in Engeland gesproken. Wonderbaarlijk, dat je in de gevangenis bericht krijgt van je broer.
Wij hadden een goed contact. Op mijn verjaardag, op 15 februari, gaf hij mij met een grote glimlach een boterham met oude kaas en drie sigaretten.”
Dat is een zeer royaal gebaar in een tijd dat de ribben bijna bij iedereen door het vel steken.

Eind februari 1945 wordt De Brauw op transport gesteld. Via kamp Amersfoort komt hij in kamp Neuengamme terecht. Dat is een streng kamp, waar de gevangenen als dwangarbeiders worden ingezet bij de Hamburgse industrieën. In dat kamp moet hij Arthur Wijnans ontmoet hebben; die Delftse student die lid was van de Haagse club DD en die behoorde tot de absolute schaaktop van Nederland.

In april 1945 rukken de geallieerden van alle kanten op. De strijd om Berlijn is begonnen. Die stad valt op 1 mei. Heinrich Himmler had twee weken daarvoor al opdracht gegeven om alle gevangenen van Neuengamme af te voeren naar twee grote passagiersschepen, die in de bocht van Neustadt aan de Oostzee lagen. De Nederlanders belanden met ongeveer 7000 anderen op de SS Cap Arcona.
De gevangenen mochten in geen geval in Engelse handen vallen omdat ze het bewijs konden leveren van de gruwelijke misstanden in dat kamp.  
Op 3 mei om half vier gebeurt één van de grootste rampen uit de zeevaartgeschiedenis. Een squadron Engelse bommenwerpers brengen de schepen tot zinken. Bijna alle opvarenden komen om. Ook Robert de Brauw. De weinige overlevenden worden gemitrailleerd. Dit gebeurt ondanks het feit dat de Britse inlichtingendienst een dag daarvoor de informatie had gekregen dat de schepen niet bedoeld waren voor vluchtende Duitse soldaten en SS’ers, maar voor krijgsgevangenen. Het bericht had de legerleiding niet op tijd bereikt…